Voor wie weet dat er hier op de campus dagelijks een paar duizend studenten rondlopen heerst er een serene rust op de gang waar docenten civiele techniek, Harry Dommershuijzen en William Kuppen kantoor houden. De gang oogt eerder als een hip koffietentje dan als een hogeschool: studenten zitten op felgekleurde bankjes achter hun laptops op fluistertoon met elkaar te overleggen. Vanuit de aanpalende lokalen klinken alleen de stemmen van docenten die iets uitleggen en af en toe een vraag van een student. Kuppen en Dommershuijzen blijken in hun nopjes met hoe het is gesteld met het onderwijs aan hun hogeschool. Dommershuijzen: “Over het algemeen durf ik wel te stellen dat we het best goed doen. Er is behoefte aan de mensen die we opleiden. Onze afstudeerders winnen met regelmaat een prijs.
Populair onderwijs
Beide docenten zien dat het technisch onderwijs de laatste jaren aan populariteit wint. “Al kan dat ook te maken hebben met het feit dat het zo slecht ging in de markt”, stelt Kuppen. “Er studeren hier veel jongens waarvan de vader in de aannemerij werkt en die ze op het hart drukt eerst maar eens een paar jaar verder te studeren voordat ze in de zaak aan de slag kunnen.”
In tegenstelling tot de afstudeerrichting bouwkunde, waar het uitzicht op een baan veel minder rooskleurig is, zagen Kuppen en Dommershuijzen het aantal klassen bij civiele techniek groeien tot vier. “Dat betekent overigens tegelijkertijd dat er ook meer uitval is in het eerste jaar”, bekent Kuppen. “Er zitten meer twijfelaars tussen die nog niet precies weten wat ze willen.”
Andere samenstelling klassen
In vergelijking met een jaar of tien geleden is de samenstelling van de klassen civiele techniek veranderd, zien de docenten. “De overgrote meerderheid komt nu van de havo. Mbo’ers stromen nauwelijks meer door,” constateert Dommershuijzen. “Dat heeft een aantal redenen. Ten eerste is de stap van mbo naar hbo groter geworden. Wiskunde is daarbij het grote struikelblok. Daarnaast leidt het mbo echt op voor de beroepspraktijk, niet voor het hbo. Die jongens gaan direct na school aan het werk. En als ze dan nog kunnen en willen doorstuderen doen ze dat vaak in deeltijd. Overigens leiden wij ook nauwelijks op voor de universiteiten, ook onze studenten gaan na het hbo aan het werk.”
“Op de havo worden tegenwoordig echt vlieguren gemaakt qua wis- en natuurkunde. We zien dat havisten onze stof makkelijker aankunnen dan mbo’ers”, constateert ook Kuppen. “Onze indruk is dat het aantal stage-uren op het mbo enorm gegroeid is, ten koste van het rekenonderwijs, dat op het mbo achterblijft.”
Vergeleken met tien jaar geleden zijn de studenten ook veranderd, zeggen beiden. “Vroeger waren de studenten inhoudelijk sterker. Maar dat compenseren de jongeren van nu met een groter zelfbewustzijn en betere communicatieve vaardigheden. Daar wordt in het onderwijs ook meer aandacht aan besteed. Want de markt vraagt er echt om.”
Dit interview is eerder gepubliceerd in de Cobouw Special Opleiden & Ontwikkelen, die op 22 maart 2016 is verschenen.