We hebben in Nederland een enorme betonhonger: voor bruggen, wegen, woningen, kantoren, noem maar op. Om die honger te stillen, produceren we elk jaar 33 miljoen ton beton. Gelukkig wordt daar ook betonpuin voor gebruikt. Dat gaat vooral in grofgemalen vorm onder de weg, als fundering. Slechts een klein deel vindt zijn weg naar nieuw beton. Siska Valcke, senior wetenschapper bouwmaterialen bij TNO verrekent het even voor. “We hebben jaarlijks 22 miljoen ton steenachtig bouw- en sloopafval, ook wel mengpuin. Dat bestaat voor 12 miljoen ton uit betonpuin en voor 10 miljoen ton uit metselwerk. Nog geen 2 miljoen ton van die 22 miljoen ton wordt nu gebruikt voor nieuw beton. Daarvoor wordt het betonpuin eerst uit het mengpuin gescheiden – die twee stromen komen namelijk niet vanzelf gescheiden uit de bouw. Dat betonpuin wordt dan voornamelijk als puur betongranulaat toegepast, als grove fractie ter vervanging van grind. Metselwerkpuin als grove korrels toepassen in nieuw beton, dus als vervanger van grind, is constructief niet veilig. Dus dat wil men niet.”
Uit verre oorden
En dus wordt bijna 33 miljoen ton nieuw beton geproduceerd met traditionele grondstoffen: grind, zand en cement. Die worden almaar duurder of zijn lastiger verkrijgbaar. Bovendien schiet dan meteen de CO2-uitstoot omhoog, bijvoorbeeld doordat het uit verre oorden moet komen of omdat het alternatief veel vervuilender is dan wat we nu gebruiken. “Voor cement gebruiken we in Nederland nu naast verhitte kalksteen nog hoogovenslakken, een bijproduct van staalproductie, en vliegas, dat vrijkomt bij de verbranding van steenkool. De beschikbaarheid van hoogovenslakken en vliegas staat onder druk. Nog meer kalksteen verhitten voor cement kan, maar dit is een primaire grondstof, die willen we zo min mogelijk gebruiken. Bovendien komt bij de verhitting daarvan CO2 vrij, waardoor beton alleen maar milieuonvriendelijker wordt.”
Hergebruiken
Om vraag en aanbod beter in balans te krijgen, zijn er gelukkig best wat mogelijkheden. De eerste, die misschien een beetje flauw klinkt, maar wel kan werken, is de vraag laten zakken. Minder woningen bouwen is niet reëel gezien de woningcrisis, maar minder wegen aanleggen en wegfunderingen juist behouden wellicht wel. Een andere mogelijkheid is betononderdelen, zoals vloerdelen, in hun geheel hergebruiken. Dan zijn daarvoor helemaal geen primaire grondstoffen nodig. “Natuurlijk moet je dan kijken naar de kwaliteit van dat beton, zeker beton dat te lijden heeft gehad onder bijvoorbeeld vorstdooizout bij bruggen. Aan de andere kant wordt beton sterker naarmate het ouder wordt, omdat cement blijft doorreageren.”
Een derde optie is meer metselwerkpuin geschikt maken voor nieuw beton. “Als je het fijnmaalt, kan het een heel goede binder zijn. Niet als vervanger van grind dus, maar als grondstof voor het bindmiddel. Dan heb je ineens niet maar 12 miljoen ton grondstof voor nieuw beton, maar 22 miljoen ton. Dus dan bestaat meer dan de helft van die 33 miljoen ton beton uit hergebruikte materialen.”
Klei voor kalksteen
Een nadeel van deze keuze is dat er geen mengpuin beschikbaar meer is als grondstof voor wegfunderingen. “Je zou dan een andere verdeling kunnen bedenken, bijvoorbeeld de helft van het mengpuin voor nieuw beton gebruiken en de helft voor onder de weg. Maar goed, onder aan de streep is er gewoon nooit zoveel mengpuin als we nodig hebben voor nieuw beton.”
Daarom denkt TNO na over optie vier: nieuwe grondstoffen. Klei die je verhit bijvoorbeeld, als gedeeltelijke vervanger van kalksteengebaseerde cement. “Klei is weliswaar een primaire grondstof, maar het wordt sneller weer aangevoerd dan kalksteen. Bovendien kun je het op een lagere temperatuur verhitten dan kalksteen, komt bij de verbranding veel minder CO2 vrij en het is ruim beschikbaar in Nederland, bijvoorbeeld in baggerslib. Ook de kwaliteit van het beton lijdt er niet onder. In Denemarken zijn al bruggen gemaakt met verhitte klei als bindmiddel.”
Flexibeler
Allemaal goede mogelijkheden, maar de regelgeving in Nederland helpt niet mee. “Die is gebaseerd op jarenlange ervaring met traditioneel beton en gaat ervanuit dat beton zich altijd op dezelfde manier gedraagt. Dat maakt het lastig om rekening te houden met veranderende grondstoffenstromen, want de regel schrijft meestal voor dat het beton zich ook met die andere grondstoffen precies zoals traditioneel beton moet gedragen.” Misschien wordt het tijd om die (ontwerp)regels aan te passen, stelt Valcke. “Dat vinden mensen spannend, maar als we dat doen en begrijpen, kunnen we flexibeler omgaan met de veranderlijkheid van die grondstoffenstromen. We moeten ons schikken naar beschikbaarheid en leren omgaan met die veranderlijkheid. In de energietransitie hebben we nog steeds de neiging om elke hobbel te versimpelen en terug te brengen naar standaard en routine. Maar dan lopen we vast. Dus we moeten die veranderlijkheid inbedden in onze regelgeving en processen.”
Dit artikel is gesponsord door TNO.